Een luchtdichte aansluiting van de kozijnen is belangrijk met het oog op de totale luchtdichtheid van gebouwen. Hier worden namelijk hoge eisen aan gesteld vanwege onder meer EPC en BREEAM, en in de toekomst BENG. (zie)
De luchtdichtheid van de aansluiting tussen kozijn en stelkozijn moet worden gerealiseerd aan de binnenzijde, bij voorkeur door middel van een kitvoeg op rugvulling. Een alternatief is de aansluiting afdichten met een elastisch PUR-schuim en een kitvoeg aan de binnenzijde. Het voordeel hiervan is een verbetering van de warmteweerstand. Het nadeel is dat de ventilatie van het stelkozijn wordt beperkt en dat er vocht- transport plaatsvindt via het PUR-schuim, waardoor het risico op lekkage toeneemt. Deze afdichting heeft niet de voorkeur.
De binnendichting is aan de onderzijde niet ver genoeg doorgezet. Bij de zijaansluiting is de binnendichting niet tussen kozijn en stelkozijn aangebracht en dus niet functioneel.
De luchtdichte aansluiting tussen stelkozijn en binnenblad moet worden gerealiseerd met een kitvoeg op rugvulling of voldoende gecomprimeerd geïmpregneerd afdichtingsband of een elastisch PUR-schuim. Het afplakken van stelkozijnen op het binnenblad is uit oogpunt van luchtdichtheid in de praktijk niet voldoende. Sowieso is het zeer risicovol om de onderregel van het stelkozijn af te plakken op het binnenblad. Bij onvoldoende waterdichte stelkozijnen (verbindingen) wordt vocht opgesloten en ontstaat op termijn houtrot. Bij diverse projecten is hier grote schade door ontstaan. Stelkozijnen moeten wel aan de boven- en zijaansluitingen worden afgeplakt op het binnenblad, maar dan uit oogpunt van waterdichtheid.
Aluminium en kunststof kozijnen sluiten meestal aan op het stelkozijn met een rubber profiel. Afhankelijk van de detaillering (onder andere neggediepte), de oriëntatie en de hoogte van het gebouw, worden deze aansluitingen meer of minder zwaar met water belast. Er moet vanuit worden gegaan dat de aanslag van het kozijn op het stelkozijn niet waterdicht is. De hoeveelheid water in de aansluiting is afhankelijk van de kwaliteit van monteren en de kwaliteit van de binnendichting. Bij een onvoldoende luchtdichte binnendichting treedt er drukverschil op tussen de buitendichting (het rubber profiel) en de bouwkundige aansluiting, waardoor water gemakkelijker kan binnendringen (zie principe tweevoudige afdichting).
Bij kozijnaansluitingen wordt nog te vaak een enkele dichting toegepast. Een klein defect in deze afdichting heeft al tot gevolg dat er bij een drukverschil over de gevel een luchtstroom naar binnen ontstaat. Wanneer er water langs de gevel stroomt, wordt het water gemakkelijk mee naar binnen gezogen. Daarnaast zijn tochtklachten een logisch gevolg. Een tweevoudige afdichting is veel beter. Het principe hiervan is dat over de buitendichting geen luchtdrukverschil aanwezig is. Dit wordt bereikt door de ruimte tussen de beide dichtingen in verbinding te stellen met de buitenlucht. Dit kan door de buitendichting te onderbreken op een positie waar waterintreding minimaal is.
Geadviseerd wordt het buitenafdichtingsrubber bij de stijlen (onderzijde) over 15 mm te onderbreken. Bij een defecte buitendichting stroomt er, als gevolg van deze drukvereffening, veel minder water in deze ruimte. Men moet er echter wel altijd van uitgaan dat er water in deze ruimte komt. Dit betekent dat de binnendichting lucht- en waterdicht moet zijn en de constructie (stelkozijn) duurzaam bestand moet zijn tegen vochtbelasting. Voor een binnendichting zijn afdichtingsbanden niet geschikt. Ze werken als spons, lopen in de hoeken rond, worden onderbroken door bevestigingsankers of hebben onvoldoende druk op de voegwanden. Een binnendichting moet daarom worden uitgevoerd met kit op een rugvulling.
Volgens het Bouwbesluit moeten uitwendige scheidingsconstructies waterdicht zijn volgens NEN 2778 ‘Vochtwering in gebouwen’. Volgens deze norm mag, na beproeving, het vochtgehalte van onderdelen van de gevelconstructie (lees houten stelkozijn) niet hoger zijn dan het evenwichtsvochtgehalte van deze onderdelen. In NEN-EN 1027:2016 en ‘Ramen en deuren – Waterdichtheid – Beproevingsmethode’, specifiek voor kozijnen, wordt in paragraaf 3.3 aangegeven dat onderdelen die niet zijn ontworpen om nat te worden, niet nat mogen worden. Bouwkundige aansluitingen moeten worden ontworpen volgens NEN 2778 respectievelijk NEN-EN 1027. In praktische zin komt het erop neer dat de stelkozijnen bestand moeten zijn tegen waterbelasting, zodat geen degradatie optreedt.
Het stelkozijn (hsb-element) is niet duurzaam bestand tegen vochtbelasting. De verbindingen zijn niet waterdicht, waardoor vocht in het kopse hout kan treden.
Er wordt ten aanzien van de duurzaamheid voldaan aan NEN 2778 bij toepassing van:
Voor de test moet worden beoordeeld of de bouwkundige aansluiting, het stelkozijn, zodanig is ontworpen dat er water mag komen en of dit naar buiten kan worden afgevoerd. Zo niet, dan moet het kozijn na de test worden gedemonteerd. Indien dan geen vocht wordt vastgesteld, wordt voldaan aan de eisen. Er zijn echter op termijn wel risico’s op degradatie.
Bron: Bouwwereld, Milieucentrale
Beste mensen, wij zijn open.
Onze fabriek is te bezoeken alleen op afspraak van 7:30 uur tot 15:30 uur .
Ook de showroom kan alleen op afspraak tel: 072 572 1415.
Met vriendelijke groet.
AHK Kozijn team